Eigenlijk moeten we deze blogpost beginnen met te vertellen over vrijdag 20 juli. Want even zag het ernaar uit dat niet iedereen zou kunnen vertrekken. Sarah heeft sinds donderdagavond koorts, en vrijdagochtend is dat nog zeker niet beter. Naar de dokter dus, die met de lange vliegreis in gedachten absoluut zeker wil zijn dat Sarah geen blindedarmontsteking heeft. Dus wordt er bloed getrokken dat naar het labo vertrekt voor spoedonderzoek en wordt snel-snel een afspraak gemaakt in het ziekenhuis voor een echografie van de buik. Op alle resultaten zullen we moeten wachten tot ’s avonds, het worden lange uren. Het verstand staat al die tijd op nul, gedachten zen. Wat hebben we er goed aan gedaan om de koffers al het vorige weekend te pakken, die zorg komt er ten minste niet bij. Gelukkig blijkt het nieuws ’s avonds positief, en krijgt de dochter groen licht om de vliegtuigreis aan te vatten. Ze moet wel aan de antibiotica voor een beestje in de darmen.

Zaterdag brengt Toon ons naar Zaventem. Eerst vliegen we naar Londen, vervolgens naar Singapore, dan Sydney en tenslotte onze eindbestemming Cairns. Aan de incheckbalie zien we, enkele meters voor ons, een bekende staan; een vroegere leerkracht van Sarah. Er wordt driftig gezwaaid en als we mekaar vragen naar waar de reis gaat, blijken we dezelfde eindbestemming te hebben! Benieuwd of we hen daar ook nog tegen het lijf zullen lopen.

Heathrow is naar gewoonte bijzonder druk, lawaaierig en ongezellig. De transfer tussen terminals duurt tien minuten met de bus. De wachtzaal waar we enige uren moeten slijten is een mierennest. Als er al Olympische teams aankomen dan hebben wij ze alvast niet opgemerkt.

Het eerste signaal van onze bestemming: de kangoeroe van qantas!

De vlucht naar Singapore en verder gebeurt met Qantas en de grote airbus. Marnix is de koning te rijk. We zitten vier-op-een-rij in het midden, en de rij voor ons heeft -als enige in het hele vliegtuig- maar drie zetels. Marnix neemt de zetel in beslag waarin hij zijn lange benen onbekommerd kan uitstrekken.

Sarah echter voelde zich al de hele dag pips en enkele uren na de aanvang van de 12 uur durende vlucht naar Singapore houdt ze het niet meer: ze moet dringend kunnen liggen wegens zware maagkrampen en is helemaal onwel. Je ziet dat ze niets uitvindt, want ze ziet lijkbleek. Alle stoelen zijn bezet, maar Geert en ik vliegen recht om haar de plaats te geven onmiddellijk te kunnen gaan liggen. Ook de stewards hebben door dat we geen grapje maken en komen onmiddellijk aanzetten met extra zuurstof en vragen over haar gezondheid. Om een thermometer boven te halen moet de medische kit open gemaakt worden, en daarvoor moet een hele procedure gevolgd worden met toestemming van de kapitein. De extra zuurstof helpt niet echt, maar dan blijkt dat een passagier die omzeggens naast Sarah zit, een Australische huisarts is. Hij biedt aan haar te onderzoeken en daarvan maken we gretig gebruik. Zijn diagnose is dat Sarah, doordat ze al enkele dagen behoorlijk wat vocht is kwijtgeraakt, eigenlijk gedehydrateerd is, waardoor haar darmproblemen nog erger worden en de krampen nog heviger. De droge lucht en de druk in het vliegtuig maken het geheel nog erger. In de medische kit van het vliegtuig zit een middel dat haar maag kan kalmeren, en dat krijgt ze met een injectie in de arm toegediend (na weer een procedure van een half uur met toestemming van de piloot natuurlijk). Na een tijdje werkt het middel en valt Sarah in slaap. Nu moeten enkel Geert en ik, die ondertussen al bijna twee uur in het gangpad rechtstaan, een zit/slaapplaats vinden. Het blijkt dat het vliegtuig helemaal vol zit, maar de stewardess biedt aan dat we slapen in de “lounge” boven. Dat blijkt een zithoekje te zijn naast de business class, met twee hele smalle zetels. Geert offert zich op om daar de nacht door te brengen, ik blijf beneden en zal ofwel de benen, ofwel het hoofd van Sarah op mijn schoot hebben.

De nacht gaat eigenlijk vrij snel voorbij en Sarah slaapt behoorlijk veel. De medicatie zit daar zeker voor iets tussen. Ze voelt zich ’s ochtends al veel beter en krijgt nog wat poeder in water om snel te rehydrateren, want dat is het belangrijkste. Het ziet ernaar uit dat we de reis gewoon zullen kunnen verder zetten.

En dat gebeurt dan ook. Een korte stop in Singapore, dan terug in hetzelfde vliegtuig, op dezelfde zetels voor de vlucht naar Sydney. En daar komen we als eerste vliegtuig van de dag om precies 05.00 uur aan. Vroeger mag niet, want het vliegveld is toe tussen 23.00 en 05.00 uur. Alles is heel precies uitgerekend, we zijn zelfs met opzet 15 minuten later vertrokken in Singapore dan gepland. De kapitein roept om dat we wel even langer in het vliegtuig moeten wachten om te kunnen uitstappen, want het grondpersoneel had ons zo snel niet verwacht. Er was zelfs rekening mee gehouden dat het vliegtuig door de plaatselijke windturbulentie tot een uur boven de stad rondjes zou moeten draaien, maar de kapitein liet heel zelfingenomen horen dat hij toch een luwte tussen twee windvlagen heeft kunnen gebruiken om te landen. Hopelijk was de toren minder verrast met zijn manoeuvre dan het grondpersoneel.

In Sydney moeten we nog onze boarding passes krijgen voor de laatste vlucht naar Cairns, een code-share met Jetstar, de low-cost carrier die samenwerkt met Qantas. Dat is even wachten, maar lukt uiteindelijk wel. Het vliegtuig blijkt trouwens vol te zitten met Chinezen (hier ook al), die zoals gewoonlijk luidkeels naar mekaar roepen van de ene plaats naar de andere.

Aangekomen in Cairns blijkt er een klein probleempje: onze bagage is niet meegereisd. Geen enkele van onze grote koffers (3 in totaal) heeft het gehaald. De dame aan de balie kan wel snel achterhalen waar de koffers zijn (Sydney, blijkt) en waar het fout is gegaan (de laatste vlucht, wat we al vermoedden). Ze zullen de koffers morgenvroeg naar ons adres brengen, een camping in Cairns. Gelukkig hadden we de eerste nachten al op voorhand geboekt. Voor de eerste keer moeten we gebruik maken van ons “noodpakket”. Elke keer dat we vliegen, offeren we immers één van onze handbagages op aan een noodpakket: een pyjama en een set propere kleren voor de ganse familie, zodat we tenminste kunnen slapen en ons verfrissen de dag erna als we onze bagage zouden kwijtraken. Tot nu toe hebben we dat nooit nodig gehad, maar nu komt het van pas. Jammer genoeg kunnen we in ons noodpakket geen toiletartikelen meer steken sinds de restricties op vloeistoffen van kracht zijn, maar het is beter dan niets. Hopelijk staan de valiezen morgenochtend inderdaad aan onze deur.

Daarna volgt het huren van de wagen en daar blijkt dat onze bagageperikelen misschien wel een gunstig gevolg hebben. We zijn immers later dan alle andere passagiers en de enige wagen die ze nog beschikbaar hebben, is een groter model dan we geboekt hebben. Het lijkt wel een halve tank. Naar de kleur te beoordelen, een superkanarie. We krijgen hem aan dezelfde prijs als het bescheidener model dat onze eerste keuze was. We weten nog niet of het zo geweldig zal zijn, want dat beest zal wel benzine slurpen. Maar plaats hebben we in elk geval wel zat. Dat we weer links rijden met het stuurwiel rechts heeft zijn traditionele impact op de chauffeur: de richtingaanwijzers en de ruitenwissers worden steeds door elkaar gebruikt. Marnix, die net leert rijden met een voorlopig rijbewijs, kan zijn pret niet op als hij de papa ziet sukkelen en de mama bezorgd hoort aanwijzingen geven (‘links!’, ‘links’, ‘links’!).
Onze reeds gereserveerde eerste stop is een huisje (bungalow) op een camping van de BIG4 keten, wat meer landinwaarts. Het is er merkelijk koeler dan aan de kust, we zitten temidden een uitloper van het regenwoud.

Geert en kids gaan in de namiddag nog op zoek naar eten, ook nodig voor het ontbijt morgenochtend. Na vier keer uitleg vragen aan de autochtonen vinden we de supermarkt. Marnix is dolgelukkig met fish&chips, Geert met wijn, Sarah met rice crackers en Anne met cola. De lokale simkaart in de extra gsm steken en activeren. En dan rond 19.00 uur ons bed in, want we zijn allemaal doodop.